Politieke binnenweg
Om hoofdcommissaris te worden moet een kandidaat normaal gezien voldoen aan strikte voorwaarden: minstens 9 jaar kaderanciënniteit hebben in het officierskader en het directiebrevet halen. Dat directiebrevet vergt een zware selectie, kennisproeven, een diepgaande beoordeling van managementskills en jobpotentie, een jurybeoordeling én een opleiding van 2 academiejaren aan de Nationale Politieacademie, inclusief stage.
Sinds 2007 bestaat er echter een soort politieke shortcut: personeelsleden die als verbindingsofficier werken op de beleidscel van een federaal minister of staatssecretaris kunnen toch worden bevorderd tot hoofdcommissaris, zelfs zonder aan de gewone voorwaarden te voldoen.
Die uitzondering, vastgelegd in artikel 135ter van de Exoduswet, leidt volgens De Vreese tot misbruik en rechtsonzekerheid, en creëert op zijn minst een perceptie van vriendjespolitiek. Met haar wetsvoorstel wil ze deze regeling schrappen.
“Uitzondering moet verdwijnen”
Volgens De Vreese is de uitzondering in artikel 135ter een slag in het gezicht van alle hoofdcommissarissen die wel streng geselecteerd zijn en wel moeten voldoen aan de normale voorwaarden.
“Die uitzondering was destijds al slecht onderbouwd. Die regeling heeft ook al tot heel wat geschillenprocedures geleid. Dat zorgt voor rechtsonzekerheid over de toepassing van dit artikel”, zegt Maaike De Vreese. “Deze afwijking moet verdwijnen. Het promotiesysteem binnen de politie moet eerlijk, professioneel en op basis van objectieve criteria.”
Bovendien wordt zelfs deze uitzondering met de voeten getreden. In de praktijk zijn er benoemingen gebeurd van mensen die zelfs niet voldeden aan de wettelijke voorwaarden voor de uitzondering, terwijl andere personeelsleden in een gelijkaardige positie dan weer níet van deze afwijking konden profiteren. “Dat stinkt naar oude politieke cultuur. Daarom dien ik een voorstel in om deze anomalie uit de wet te schrappen”, besluit De Vreese.